-
1 iemand ruim bedelen
iemand ruim bedelenfaire la part belle à qn. -
2 iemand ruim bedelen
iemand ruim bedelenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > iemand ruim bedelen
-
3 bedelen
bedelen♦voorbeelden:uit bedelen gaan • go (out) begging————————bedelen1 [als zijn deel toewijzen] endow♦voorbeelden:iemand ruim bedelen • give someone a generous share -
4 bedelen
bedelen11 [als zijn deel toewijzen] faire la part à2 [vaste uitdeling geven] assister♦voorbeelden:iemand ruim bedelen • faire la part belle à qn.————————bedelen21 [aalmoezen vragen] mendier2 [aanhoudend vragen] quémander♦voorbeelden:2 om iets bedelen • quémander qc.bedelen om complimentjes • mendier des compliments -
5 part
part [paar]〈v.〉1 deel ⇒ gedeelte, portie2 aandeel ⇒ bijdrage, percentage♦voorbeelden:1 avoir sa part de gâteau, avoir part au gâteau • meedelen in de winst, een graantje meepikkense tailler la part du lion • zich het leeuwendeel toe-eigenenil y a une part de vérité là-dedans • er zit iets waars inavoir part à • deelnemen inne pas donner sa part aux chiens • zich niet de kaas van het brood laten eten(faire) part à deux • eerlijk delen, samen delenfaire part de qc. à qn. • iemand iets mededelenfaire la part belle à qn. • iemand ruim bedelenfaire la part de • rekening houden metfaire la part des choses • inschikkelijk zijnfaire la part du feu • een deel opgeven, opofferen 〈 om de rest te behouden〉prendre part à, une part dans • deelnemen aanpour ma part • wat mij betreftpour une bonne, large part • grotendeelsFrançais à part entière • volwaardig Fransman3 autre part • ergens anders, eldersnulle part • nergensquelque part • ergensà part • apart, gescheidenà part ça • afgezien daarvan, voor de restà part moi • bij mezelfmis à part • afgezien van, behalveprendre à part • apart nemend' autre part • aan de andere kant, anderzijdsd' une part … d' autre part • aan de ene kant … aan de andere kant, enerzijds … anderzijdsde part en part • door en doorde part et d' autre • over en weer, van, aan weerskantende la part de • (uit naam) van, namens, in opdracht vanprendre en bonne, mauvaise part • goed, slecht vinden, opnemen————————part (de fondateur)f1) deel, portie2) aandeel, bijdrage3) kant, zijde -
6 faire la part belle à qn.
faire la part belle à qn.Dictionnaire français-néerlandais > faire la part belle à qn.
Перевод: со всех языков на все языки
со всех языков на все языки- Со всех языков на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Нидерландский
- Французский